Fragment 30 dl.3

Fragment 30

Nageslacht van Catharina N., gehuwd met Zeger van Kaenbeeck/Kayenbeeck (3)

Eerste blad    Vorig blad Blad 3 van 4 bladen Volgend blad    Laatste blad

vervolg

IVf    Grietgen Everts, ged. 1584, tr. Gijsbert Henrixen, keurmedig, wnd. i/h Nest te Putten. Hij hertr. N. N.
– 1584: Obijt in Putten uxor Henrich Gijsbers in het Nest Greit cormedalis de doghter [van] Evertgen van Tinteler, reliquit filium Henrich nomine et 2 filias Neijsgen et Alheit, maritus praedictus emit cormedam eius 5 Kar. gld. qua spoliatus ab equitibus fuit, alia filia, tertia scilicet dictam Willmgen ([STAMA 434] fol. 114b).
Uit dit huwelijk:

   1. Aelheit Gijsbertsen.
   2. Willemken Gijsberts (volgt Vp).
   3. Nijes Gisbers (volgt Vq).
   4. Henrich Gijsbertsen, wnd. a/d Leegte te Putten, otr./tr. Putten (eerste oproeping)/ald.  11-06-1615/28-05-1616 Maritien Pancreas, dr. van Pancreas N.

Vp    Willemken Gijsberts, v. Putten 1626, otr./tr. Putten 12-03/03-09-1626 Elbert Gerrits, v. Putten 1626, overl. v21-11-1646, zn. van Gerrit Claesen.
– 21-11-1646: Wolterdycken goett in Dyrm. 21 Novembris redempta est cormeda Elbert Gerritzen possessoris boni Wolterdijckengoett per filium Gerrit mit 66 Kar. gld. pro familia 2-10-0 ([STAMA 441] (1646)).
Uit dit huwelijk:

   1. Elijsabeth Elberts, v. Putten, overl. v7-1-1668, otr./tr. Putten 02-08/14-09-1645 kind Peters (Jan?) ten Veen, ged. Putten 20-09-1618, ‘cormedalis in sanguine’, wnd. op ‘Kleen Bochorst’ te Diermen, overl. v7-1-1668, zn. van Peter Claesen ten Veen en Bertyen Jaens Wyncoop.
– 7-1-1668: Jan Petersen cormedalis in sanguine. 7 Januarij accordata est cormeda Jan Petersen cormedarij cum censu capitali door Claes Petersen et Melis Besselsen voor 70 Kar. gld. pro familia 2 Kar. gld. pro vino et solvit. dictus Jan Petersen fuit cormedalis in sanguine et simul possessor van Wolter Dycks goett off Kleenboockhorst ([STAMA 441] (1668)).

Vq    Nijes Gisbers, ‘cormedalis in sanguine’, v. Nulde 1612, overl. 1662, otr./tr. Putten (eerste oproeping)/ald. 02-08-1612/25-02-1613 Henrick Eversz op Rampshorst, v. Diermen 1612, zn. van Evert Gerritz.
– 20-1-1663: Nyse cormedalis in sanguine. 20 Januarij Evert Henricxsen op Ramphorst in praesentia Jonker Arler et Johan Gruiter accordavit cormedam matris suae Nysae quae anno praecedenti obierat et solvit 7 Kar.gld. et amphoram vini pro censu capitali neglecto 25 ova ([STAMA 441] (1663)).
Uit dit huwelijk:

   1. Evert Hendricks, ged. Nijkerk 23-08-1612, overl. Nijkerk (Rampshorst) 18-04-1665.
– 18-4-1665: Evert Henricxsen cormedalis in sanguine. 18 Aprilis obyt Evert Henricxsen op Rampshorst by Jonker Bentingh en Bronis Roelen accordavit et solvit statim pro cormeda nomine viduae 55 Kar. gld. Pro culina 2-10-0 vide num. 23 ([STAMA 441] (1665)).
   2. Jacob Henrixen, ged. Nijkerk 22-12-1614, overl. v16-9-1666.
– 16-9-1666: Jacob Henrixen.  16 Septembris Jan Aelsen op Boijen accordavit et solvit pro cormeda eiusque censu capitali de Jacob Henricxs mortuo tho Dyrm op Rampshorst 18-18-0. Jan Aelsen praedictus habet sororem Jacob Henricxsen in uxorem ([STAMA 441] (1666)).
   3. Aeltjen Hendricks op Ramshorst (volgt VIr).
   4. Grietgen Hendricks (volgt VIs).
   5. N. Hendricks.

VIr    Aeltjen Hendricks op Ramshorst, ged. Nijkerk 24-12-1619, v. Nijkerk 1650, ‘cormedalis in sanguine’, overl. v8-3-1673, otr. Putten (eerste oproeping) 17-11-1650, tr. Putten (attest. naar Nijkerk) 21-12-1650 Brant Cornelissen van Bloemendael, v. Putten 1650, zn. van Cornelis Claessen van Bloemendael, van Putten.
– 8-3-1673: Aeltgen Henricxs cormedalis in sanguine. 8 Martij obyt Aeltgen Henricx in vita nupta Bramdt Cornelissen op Blomendael. reliquit post se 3 filios Henrich, Aelt, Meint et filiam Jannigen, quartus filius Cornelis obijt ante parentes, de progenie deren van Rampshorst et 23 Martij Henrich Gerritsen pro cormeda et censu capitali eius solvit 39 gld. 13 stb. Colum. 38 ad finem Cormed. novo ([STAMA 441] (1673)).
Uit dit huwelijk:

   1. Jannetie Brands (volgt VIIq).
   2. Henrick Brandsen (volgt VIIr).
   3. Meijnt Brantsen van Bloemendal (volgt VIIs).
   4. Aelt Brantsen, wnd. op Bloemendaal 1690, tr. N. N.
   5. Cornelius Brandtsen, overl. voor ouders.

VIIq    Jannetie Brands, j.d. v. Nijkerk 1679, wnd. bij Bloemendaal 1690, otr./tr. Nijkerk (eerste afkondiging)/ald. 05-01/09-02-1679 Gerrit Beertsen, j.m. v. Nijkerk 1679.
Uit dit huwelijk:

   1. Beerdt Gerrits, ged. Nijkerk 13-07-1679.
   2. Aeltie Geerits, ged. Nijkerk 20-05-1681.
   3. Brandt Gerrits, ged. Nijkerk 18-02-1683.
   4. Hendrick Gerritsen, ged. Nijkerk 20-09-1685.
   5. Niesie Gerrits, ged. Nijkerk 16-12-1688.

VIIr    Henrick Brandsen, j.m. v. Nijkerk 1679, wnd. bij Bloemendaal 1690, otr./tr. Nijkerk (eerste afkondiging)/ald. 15-02/06-03-1679, Jannetje Elberts, j.d. v. Nijkerk 1679.
Uit dit huwelijk:

   1. Aeltjen Henricks, ged. Nijkerk 12-09-1680.

VIIs    Meijnt Brantsen van Bloemendal, j.m. v. Nijkerk 1687, otr./tr. Nijkerk (eerste afkondiging)/ald. 24-08/15-09-1687, Niesie Jans (zie VIIv).
– : keur betaald met 6-9-8.
Uit dit huwelijk:

   1. Meindt Meijntsen, ged. Nijkerk 05-08-1688.
   2. Jan Meijnten, ged. Nijkerk 31-07-1690, wnd. tegenover Salentein te Nijkerk.
   3. Cornelis Meijnten, ged. Nijkerk 13-12-1692.
   4. Grietje Meijnten, ged. Nijkerk 28-10-1694.
   5. Grietje Meijnten, ged. Nijkerk 03-11-1695, tr. Goosen Peelen, te Nijkerk.
   6. Henrich Meinten, te Nijkerk.
   7. Aeltgen Meinten.

VIs    Grietgen Hendricks, v. Nijkerk, otr. (1) Putten 23-11-1645, tr. Nijkerk Geurt Jans van Boijen, v. Putten, overl. v5-3-1654, zn. van Jan Jans van Boijen, v. Putten, otr./tr. (2) Putten/Nijkerk 30-03-1656 Jan Aeltsen van Leuvenum/Leuvren (van Nieukerck), ged. Nijkerk 25-11-1635, wnd. ‘op Boeijen’ te Putten, zn. van Aelt Janssen van Leuvenum en Hendrikje Jans.
Uit het eerste huwelijk:

   1. Hendrick Geurts van Boeijen, ged. Putten 25-10-1646, overl. 1690.
   2. Grietien Guerts, ged. Nijkerk 09-11-1648.
   3. Jan Geurts van Boeijen, ged. Putten 20-01-1650, wnd. ‘op Boeijen’ te Putten, overl. 1708.
– 22-6-1687: Putten; Huijbert Huijberts scholt te Putten sal op verzoek van de kelener Gregorius Busch om voor te boden Jan Goerts van Boeijen om van hem als daarvoor te boek staat te hebben de uitgang uit ‘Goosen Stevensgoet’ ofte ‘het Nest’ tot Nulde, zijnde jaerlicx drij goede gouden enckele Keurforster rijnsche gl. voor dato 1471 geslagen ofte die rechte waerdije daervoor, resterende van 1682, 1683, 84, 85 en 1686. Henrick Willems, onderscholt heeft mijn gerelateert dat hij bovenstaende gedaen heeft den 21 meij 1687 getekend H.Huijberts scholtis tot Putten. Op onderschr. Dato is tussen de kelner en Jan Geurtsen is bodinge gedaen. (Gelders Archief, 0203 ORA Veluwe en Veluwezoom, Gerichtssignaat nr. 334, fol. 109).
– 1690: vermeld als “gehuwd op Boeijen” in lijst van Keurplichtigen 1690 ([GA AKP] inv. nr. 261, fol. 8).
– 7-12-1697: Seekere erffen en goederen onder Putten eerstelijk het erff Den Groten Hoff, daar pagter op is Jan Gerritsen, idem Den Kleinen Hoff pagter Gerrit Juriens, een vierde van een erff gen[aam]t Motsengoet pagter Aelt Aelsen, een Erff den Huddink off 6 parten daar van pagter Wouter Hendriksen en nog een erff gen[aam]t Boeien pagter Jan Geuritsen, toebehorende Dr. Joh. Cockengen Burgerm[eeste]r te Bommel en Joffer Alijda van Twijler Echteluijden.
Ao. 1697 den sevenden decemb. beswaert bij form van peindonge ten behoeve van de welgebbr. Heer Jon. Henrik van Middagten, Heer tot Schoonderbeek richter in´t Oldebroek met vijer duijsent twee hondert gl. Capitaal neffens den verlopen intres sedert den eersten October 1690. Geregistr. den 21 1697.
Dit bovenstaande post geroieert alsoo mij vertoont is de eigen handt Jr. Henrik van Middagten dat mij ordonneert ´t selve te roieren actum den 1 september 1700 ([GA PROT] inv. nr. 160, Putten 1675-1733, fol. 22v).
– 1710: overl. 1708; keur betaald met 75-14-0 ([GA AKP] inv. nr. 258: Lijst van keurmedige personen 1710).
   4. Aeltijen Geurts van Boeijen, ged. Putten 11-04-1652, ‘famulator op Boijen’ te Putten 1690, overl. 1728.
   5. Geurtjen Geurts van Boeijen (volgt VIIt).

Uit het tweede huwelijk:

   6. Lubbertje van Leuvren (volgt VIIu).
   7. Niesie Jans (volgt VIIv).
   8. Lyssien Jans (volgt VIIw).
   9. Aeltgen Jansen (volgt VIIx).

VIIt    Geurtjen Geurts van Boeijen, ged. Putten 05-03-1654, j.d. wnd. Nijkerk 1680, otr. Nijkerk (eerste afkondiging) (met attest. vertr. n. Putten 2-4-1680) 14-03-1680 Gijsbert Eversen, j.m. v. Putten 1680.
– 1690: vermeld als “gehuwd op Rottenbrug” en keurplichtig ([GA AKP] inv. nr. 261, fol. 8).
Uit dit huwelijk:

   1. Geurt Gijsbertsen, wnd. op Neudeclaesgoed in Halvinkhuizen te Putten.
   2. Evert Gijsbertsen, overl. 1732.
– 1732: keur betaald met 10 gl.
   3. Griete Gijsbertsen, begr. onder grafsteen moeder.

VIIu    Lubbertje van Leuvren, ged. Nijkerk 24-05-1657, otr./tr. Nijkerk (eerste afkondiging)/ald. 27-09/18-10-1674 Claes Ham, j.m. v. Nijkerk 1674, zn. van Aert Hendricks Ham en Peeltien Claes.
Uit dit huwelijk:

   1. Aert Claosen Ham, geb./ged. Nijkerk 31-07/01-08-1675, j.m. v. Nijkerk 1703, otr./tr. (1) Nijkerk (eerste afkondiging) 07/29-04-1703 Geertien Jans, j.d. v. Barneveld, wnd. Nijkerk 1703, tr. kerk (2) Nijkerk 03-02-1720 Wijmpje van Twiller, ged. Nijkerk 15-03-1685, dr. van Heimen Zegersen van Twiller, j.m. v. Slichtenhorst 1684, en Aeltie Wouters, j.d. wnd. Nijkerk 1684.
   2. Mettjen Claos Ham, geb./ged. Nijkerk 17/19-11-1676.
   3. Jan Claasen Ham, ged. Nijkerk 16-11-1678.
   4. Jan Claessen Ham, ged. Nijkerk 20-09-1681.
– 28-11-1721: Een Camp meenhlandt groot 1 1/2 mergen off soo groot en kleijn als t selve in sijn bepalinge leijt, alwaar oostw: Mevrouw van Suijlen, westw: de soogenaamde Koeijsteege, suijdtw: …. [niet ingevuld] en Noortw: dwed: Derk Pranger naast en aangelandt sijn, sijnde vrij thins goet, toestendig Isaak Cat en Evertjen Peters Ehel:, de vrouw met haar vader Peter Ham als in desen haren momber geassisteert.
Ao. 1721. Den 28 9bris voorn: Camp meenlandt getransporteert en opgedragen aan en ten behoeve van Jan Klaasen en Anthonij Claasen Ham off haar Erven voor een summa van 250. gldens en dat copers na t overlijden van onsen Vader Peter Ham het voors: Landt sullen mogen gebruijken sonder besperringe van ons off van onsent wegen off ejmant anders dit alles vermogens de origineele vertoonde acte door Rijnier Laven [Lieven], scholt van Nijkerk namens de Transportanten en Gijsbert Teunissen Lansman en Melis Willemsen als geerffdens betekent en bezegelt breder vermelt quo relatio. Geregistr: den 30. Junij 1729 ([GA PROT] inv. nr. 160, Putten 1675-1733, Diermen, fol. 21vso).
   5. Anthonie Claassen Ham, ged. Nijkerk 11-12-1683.
   6. Anthonij Klaassen Ham, ged. Nijkerk 30-11-1684.
– 28-11-1721: Een Camp meenhlandt groot 1 1/2 mergen off soo groot en kleijn als t selve in sijn bepalinge leijt, alwaar oostw: Mevrouw van Suijlen, westw: de soogenaamde Koeijsteege, suijdtw: …. [niet ingevuld] en Noortw: dwed: Derk Pranger naast en aangelandt sijn, sijnde vrij thins goet, toestendig Isaak Cat en Evertjen Peters Ehel:, de vrouw met haar vader Peter Ham als in desen haren momber geassisteert.
Ao. 1721. Den 28 9bris voorn: Camp meenlandt getransporteert en opgedragen aan en ten behoeve van Jan Klaasen en Anthonij Claasen Ham off haar Erven voor een summa van 250. gldens en dat copers na t overlijden van onsen Vader Peter Ham het voors: Landt sullen mogen gebruijken sonder besperringe van ons off van onsent wegen off ejmant anders dit alles vermogens de origineele vertoonde acte door Rijnier Laven [Lieven], scholt van Nijkerk namens de Transportanten en Gijsbert Teunissen Lansman en Melis Willemsen als geerffdens betekent en bezegelt breder vermelt quo relatio. Geregistr: den 30. Junij 1729 ([GA PROT] inv. nr. 160, Putten 1675-1733, Diermen, fol. 21vso).
   7. Peeltjen Claassen Ham, ged. Nijkerk 24-07-1687.
   8. Dirk Claas Ham, ged. Nijkerk 27-02-1690.
   9. Peter Ham (volgt VIIIn).

VIIIn    Peter Ham.
Kind:

   1. Evertje Peters Ham, tr. Isaak Cat.
– 28-11-1721: Een Camp meenhlandt groot 1 1/2 mergen off soo groot en kleijn als t selve in sijn bepalinge leijt, alwaar oostw: Mevrouw van Suijlen, westw: de soogenaamde Koeijsteege, suijdtw: …. [niet ingevuld] en Noortw: dwed: Derk Pranger naast en aangelandt sijn, sijnde vrij thins goet, toestendig Isaak Cat en Evertjen Peters Ehel:, de vrouw met haar vader Peter Ham als in desen haren momber geassisteert.
Ao. 1721. Den 28 9bris voorn: Camp meenlandt getransporteert en opgedragen aan en ten behoeve van Jan Klaasen en Anthonij Claasen Ham off haar Erven voor een summa van 250. gldens en dat copers na t overlijden van onsen Vader Peter Ham het voors: Landt sullen mogen gebruijken sonder besperringe van ons off van onsent wegen off ejmant anders dit alles vermogens de origineele vertoonde acte door Rijnier Laven [Lieven], scholt van Nijkerk namens de Transportanten en Gijsbert Teunissen Lansman en Melis Willemsen als geerffdens betekent en bezegelt breder vermelt quo relatio. Geregistr: den 30. Junij 1729 ([GA PROT] inv. nr. 160, Putten 1675-1733, Diermen, fol. 21vso).

VIIv    Niesie Jans, j.d. v. Putten 1687, wnd. b/d Muijs 1690, otr./tr. Nijkerk (eerste afkondiging)/ald. 24-08/15-09-1687 Meijnt Brantsen van Bloemendal (zie VIIs).
Uit dit huwelijk: 7 kinderen (zie onder VIIs).

VIIw    Lyssien Jans, j.d. wnd. Nijkerk 1682, wnd. op Quaanbeeck 1690, overl. 1728, otr./tr. Nijkerk (eerste afkondiging)/ald. 14-10/03-11-1682 Rutger Derixen Westrenen, j.m. wnd. Nijkerk 1682.
Uit dit huwelijk:

   1. Griete Rutgers, ged. Nijkerk 06-05-1686.

VIIx    Aeltgen Jansen, wnd. o/d Hogesteeg 1690, tr. Jacob Eversen, wnd. o/d Hogesteeg.
Uit dit huwelijk:

   1. Joan Jacobsen.
   2. Aert Jacobsen, overl. Oost-Indië.
   3. Evert Jacobsen, overl. Oost-Indië.

IVg    Henrichen Everts, tr. Willem Gijsbertsen, wnd. a/d Stenenkamer te Putten, overl. Harderwijk 1613.
Uit dit huwelijk:

   1. Gijsbert Willemsen, wnd. a/d Stenenkamer, overl. Harderwijk (“in´t verloop tot Harderwijk) 1613.

IIId    Truije/Trijne Jans van Hell, overl. 1582, tr. Jan N., wnd. Hel te Putten.
Uit dit huwelijk:

   1. Peel (Wolters) Jans den Olden (volgt IVh).
   2. Grietje Jansen (Gijsbertsen), overl. 1605, tr. Gijsbert Rixen, wnd. Hel te Putten.
   3. Aeltie/Alheit Jansen (Otten), wnd. op Evert Schrassersgoed, overl. 1605, tr. Otto Maes, wnd. bij Terschuur.
   4. Jelis Jans, wnd. Hel te Putten.

IVh    Peel (Wolters) Jans den Olden, overl. Putten (Hel) 1605, tr. Gertgen Brants, ‘mulier’, overl. Nijkerk (Fratersgoed) 05-12-1602, dr. van Brant Bronissen en Geertge Everts.
– 1587: Peel Jansen weigert schatting te betalen in Nijkerk.
– 10-12-1617: vermeld.
– 21-2-1619: vermeld.
– 5-12-1602: Anno 1602 Decemb 5. obijt in parochia Nijkercken mulier quaedam nomine Gertken Brandts de Vorthusen. Pater illius vocatur Brand Bronessen in Vorthusen, praedicta mulier habitavit in Nijkerck op Fratresgoett, maritus vocabatur Peel den Olde. Cormedam illius mulier emit in praesentia Evert Schrasser, Gert Eversen mit 25 gld. familiam 2 gld., qui habet sororem praedictam mulieris nomine Gisbertgen, praedicta mulier Gerttken reliquit 4 filios, primus nomine Brand, 2dus Wolter, 3tius Elbert, 4tus Zegert, filias nomine Gerttken et Peelken. Dese voirschreven Gerttken heft noch een suster in Nijkerck wohnende nomine Gisbertgen gehillikt an praedictus Gertt Eversen habet multos filios, Evert in Hollick, filiamque quae habet in uxorem Zeger Killen op Hooghstraten, noch een suster wohnende in Barnefelt nomine Jacobken maritus vocatur Peel Willmsen.
Item noch een suster wohnende op Hamersvelt bij Amsfort Mergh nomine off Merritgen (“doghter” doorgestreept) maritus vocatur Jan Jacobsen habet filiam Gertt nomine uxorem Gert Woltersen, quae habet proles, et alteram de qua ? Kilian, quae 2 Anno 1527 sunt manumissa.
Item noch een suster mit naemen Cileken habet filiam Jancken uxorem Reijer Bartsen to Harderwijck habet 2 filios Heimen et Evert, vir Cileken dicti Henrich wohnende in pago Barnefelt.
Item noch een suster wohnende in Nijkerck nomine Wolterchen, gehillikt to Hovelack an Elbert Artsen.
Item een suster Beertgen Brandts to Wagningen habet multas proles Kilian to Putten et alias of[?] einer Costen[?] miles to Embrich
Item noch ein suster in Nijkerck nomine Weijm, gehillikt in Neckevelde bij Godschalck Wijniken.
Item noch een doghter (= zuster) Gerbergh nomine gehillikt an Art jansen to Wessel in Barnefelt habet 2 filios Brand, Elbert, filiam Altgen.
Item noch een kneght (= broer) Gerrit Brands gehilkt, gestorven in Masewael bonnis simam fortunam.
Item noch een sohn (= broer) Evert Brandsen ongehillikt, gestorven in Masewael, Vrijgesell ([STAMA 434] fol. 129b).
Uit dit huwelijk:

   1. Elbert Peelen (volgt Vr).
   2. Seeger Peelen, ged. Nijkerk 12-06-1597.
   3. Geertke Peelen (volgt Vs).
   4. Peelken Peelen, ged. Nijkerk 21-01-1602.
– 1627: Item manumisit Rev. Dominus Abbas Peeltgen Pels, filiam Gertgen Brandts, deditque 100 gld. pro Rev. Domino Abbate pro familia 1 imperialem. Habent inde omnes sigillum et litteras Rev. Dominus Abbatis ([STAMA 434] fol. 137a).
   5. Brand Peelen (volgt Vt).
   6. Wolter Peelen, wnd. i/d Doornsteeg, overl. 1636.

Vr    Elbert Peelen, ged. Nijkerk 03-08-1594, ‘sutor’ i/d Vest te Nijkerk, tr. ald. 10-12-1617 Weim Ricktsen.
Uit dit huwelijk:

   1. Peel Elbertsen, ged. Nijkerk 01-02-1618.
   2. Peel Elberts, ged. Nijkerk 05-06-1619.
   3. Evertgen Elberts, ged. Nijkerk 08-03-1621.
   4. Ryck Elbertsz, ged. Nijkerk 04-08-1622.
   5. Rycken Elbertsz, ged. Nijkerk 12-12-1624.

Vs    Geertke Peelen, ged. Nijkerk 01-07-1599, overl. Hoogland (Hamersveld) 1625, tr. Jan Gerritsen, wnd. op Hamersveld, wnd. op ‘die Hof’ te Hoogland 1640.
– Gerdtgen Peelen nupta Jan Gerdtsen Ao 1640 op´t Hoogelandt op den hoff habitat, vir, obijt illa 1624 solut[a] reli[uit] duos to
1. Gerrit Jansen
2. Gijsbertgen Jansen
(geheel doorgestreept) ([GA AKP] inv. nr. 257, Amersfoort 4 num 6).
– 3-5-1626: 3 Maij Convenit mecum Geerth Verhaer et Jan Gerdesen maritus Geertgen Peelsen defunctam de cormeda eiusdem Geertgen, quae obierat circa autumnum op Hamersfelt, et dedit computato censu Capitali incluso 21½ gld. 2 denarii et familiam 2½ gld. minus 4 denier, reliquit 2 infantes senior masculus vocatur Geerth iunior puella ([STAMA 434] fol. 168a).
Uit dit huwelijk:

   1. Gerrit Jansen.
   2. Gijsbertken Jansen.

Vt    Brand Peelen, wnd. o/d ´Hohen Hof bij de Vest` te Nijkerk, overl. 1644, otr. (1) Nijkerk 21-02-1619 Geertjen Jansen, dr. van Jan Lubberts, tr. (2) (huwelijksvoorwaarden) 03-07-1643 Marritie Pieters, wed. van Claes Sybrants.
– 1630: vertrokken naar Nieuw-Nederland, vestigt zich te Fort Oranje (Albany) (John Jameson, Narratives of New Netherland 1609-1664, 1909).
Uit het eerste huwelijk:

   1. Lysbeth Brantsen, ged. Nijkerk 20-08-1620.
– 1644: vermeld als Lisette.
   2. Geert Brandtsen, ged. Nijkerk 04-11-1621.
   3. Gerritgen Brandtsen, ged. Nijkerk 12-10-1623, tr. 1649 Goossen Gerritsz van Schaik, brouwer, overl. ca. 1676. Hij hertr. Annetje Lievense.
   4. Cornelis Brandsz Peelen.
– 1644: vermeld.
   5. Paulus Peelen, wnd. Kingston (Ulster County) 1661, tr. Lijsbeth Hendricksen.

IIc    Melis Zegers, overl. Nijkerk 1542, tr. Alyt van Wenckum, dr. van Reinier van Wencum, schepen Harderwijk 1511, 1517, 1523, 1525, 1532, gasthuismeester v/d Proveniers 1523, 1542, rentmeester 1525, kerkmeester O.L.Vrouwekerk 1536, en Geertruid van Wijnbergen.
– 1542: Item eodem anno obijt in Nova Ecclesia Melis Zegersen, et soror eius nomine Griet Zegersen van Hel mater Reijner et Gert van Hel, et tenetur adhuc omnis, pro cormeda Melis suscepi 4½ ridder gld. et Henrich Elbersen 2 (ridder gld.) ([STAMA 434] fol. 67).
Uit dit huwelijk:

   1. Margarythe/Gryte Mhelis van Kayenbeeck (volgt IIIe).

IIIe    Margarythe/Gryte Mhelis van Kayenbeeck, tr. Harderwijk (morgengave) 06-05-1549 Rycket Brinck/van Wenckum, overl. v 14-11-1562, zn. van Wouter Hendricksen van Wenckum en Lambertgen Brinck.
– 14-11-1562: Gryte, wed. van Rycket Brinck met Bessel van Wenckum haar oom en gekoren momber ad lites om in te vorderen zes mudde rogge ´s jaars als haar met haar zal. man in medegave vermoege een hylixbrief gegeven is en nog 250 gl. als haar zal. man van zal. Alphert Brinck gegeven is ([REC] inv. nr 136, fol. 107).
– 13-2-1571: Frederick van Zuilen van Nijevelt, drost van Veluwe, verzoekt aan burgemeesters en raad Margareta, weduwe van Rijckolt van Wenckom en kinderen Brinckjen, Alijt en Melis van Wenckum, in het bezit te stellen van hun aandeel in de door Wolter van Wenckum nagelaten goederen voor zover in deze jurisdictie van Harderwijk gelegen zijn. Geschreven te Bernefelt 13 februari 1571 (Afschrift ca. 1760) in inv. nr. 1997 folio 76 (Harderwijk, regesten 100 tot 1500, nr. 1447).
– 6-5-1549: Ryckout Brinck Woutersz gaf Gryte Mhelis, zijn echte wijf, 100 Frankrycksche schilden to morgangave ([REC] inv. nr. 134, fol. 417vso).
– 16-3-1550: Ryckout Brinck met Gryte, zijn echte wijf, Claes Eersten met Mette, zijn echte wijf, en Hille Brincks en Henrickje Brincks alias genant Brinckgen met Ryckout voors. haar broeder en hun beider gecoren momber, machtigen Wolter Henricks, hun vader tegen Marten Coelwagen en Lambert van Huet ([REC] inv. nr. 135, fol. 14 en 15vso).
– 14-11-1562: Gryte, wed. van Rycket Brinck met Bessel van Wenckum, haar oom en gekoren momber machtigt ad lites om in te vorderen 6 mudde rogge ´s jaars als haar met haar zal. man in medegave vermoege een hylixbrief gegeven is en nog 250 gl. als haar zal. man van zal. Alphert Brinck gegeven is ([REC] inv. nr. 136, fol. 107).
– 1627: zie ook ([GA PRO] 1627V Henrick van Nultle contra Goetschalck Claessen).
Uit dit huwelijk:

   1. Alijt van Wenckum Rijckertdr. (volgt IVi).
   2. Brinckjen Rijcolts van Wenckum.
   3. Melis van Wenckum.

IVi    Alijt van Wenckum Rijckertdr, tr.Wolter Gijsbers van Twiller, zn. van Gijsbert Woltersz van Twiller en Elisabeth Scholten van vanevelt.
Uit dit huwelijk:

   1. Rijcket van Twiller (volgt Vu).
   2. Gysbert Wolters van Twiller (volgt Vv).
   3. Amelis/Melis Wolters van Twiller (volgt Vw).

Vu    Rijcket van Twiller, geb. ca. 1581, veldgraaf Appelerveld, regent weeshuis Nijkerk 1638, overl. t1640-1644, otr. Nijkerk 14-07-1605 Maritgen Henricks van Renseler, geb. ca. 1588, begr. 12-03-1651, dr. van Henrick van Renseler, hopman, burger 1586, gezworene mark en “muirmeester” 1586, raad 1587 en 1589, schepen 1588 Hasselt, en Marietje Pafraet.
– 25-9-1636: (vertaald) “In den naem des Heeren desen 25sten September 1636 in Amsterdam.” Aldus vangt de brief aan van Kiliaen van Rensselaer aan zijn neef Wouter van Twiller te Nieuw-Amsterdam. “Wij zijn hier ook – God zij geprezen – nog goed in orde.. . . . Uw vader, moeder, broeders en zusters te Nieukerck waren Donderdag laatstleden ook nog goed gezond; maar de toestand te “Nieukerck” is door het hevige heersenen der pest zeer treurig. Reeds zijn daar 700 personen gestorven en weinig huizen zijn vrij. Moge de Heere hen verder bewaren; echter houdt het niet op, maar vermeerdert dagelijks. Onze schoonbroeder Willem van Wely en zijne vrouw Anna ten Hoof zijn beiden er aan overleden. Het wordt hier ook zeer hevig; meer dan 600 in ene week. Menig bekende is reeds gestorven, maar ons en mijn moeders huishouden zijn, God zij geloofd, nog gezond. De Heere schenke, wat Zijn heiligen wil behage, voor ons behoud in leven en in sterven, Amen.” (Mr. A. J. F. van Laer, Van Rensselaer Bowier, Manuscripts, Albany N. Y. 1908, blz. 319), ([BM Gelre] 3 (1909);.
Uit dit huwelijk:

   1. Wolter Rijksen van Twiller, ged. Nijkerk 22-05-1606, directeur-generaal Nieuw-Nederland.
   2. Henrick Rycks van Twiller, ged. Nijkerk 08-11-1607.
   3. Aeltgen Rijksen van Twiller, ged. Nijkerk 30-03-1609.
   4. Hendrik Rijksen van Twiller, ged. Nijkerk 14-11-1611.
   5. Grietgen Rijksen van Twiller, ged. Nijkerk 29-12-1613.
   6. Gryte Rijksen van Twiller, ged. Nijkerk 28-02-1615.
   7. Maritge Rijksen van Twiller, ged. Nijkerk 06-07-1617.
   8. Nellitgen Rijksen van Twiller, ged. Nijkerk 15-07-1619.
   9. Lysebeth Rycks van Twiller, ged. Nijkerk 17-04-1622.
   10. Lisabeth Rijksen van Twiller (volgt VIt).
   11. Jan Rijksen van Twiller, ged. Nijkerk 17-11-1625, regent weeshuis Nijkerk 1668.
   12. Claes Rijksen van Twiller, ged. Nijkerk 11-11-1627.
   13. Jfr. Engele van Twiller (volgt VIu).

VIt    Lisabeth Rijksen van Twiller, ged. Nijkerk 10-07-1623, overl. n 28-10-1671, otr. Nijkerk 20-05-1655, tr. Hoevelaken Johan van Rensselaer, ged. Amsterdam (Oude Kerk) 04-09-1625, 2e directeur Rensselaerwyck, begr. Nijkerk 06-05-1662, zn. van Killiaen van Rensselaer, bewindhebber v/d West-Indische Compagnie, stichter v/d kolonie Rensselaerwick, en Hillegonda van Byler.
– 27-10-1655: Op het verzoek om dispensatie van J. van Renseler, reeds getrouwd zijnde met zijn vaders zustersdochter en om ontheffing van de boete, waartoe hij deswege bij sententie van het Veluwse landgericht was gecondemncerd, verleent de Landdag, onder handhaving der boete, de verzochte dispensatie ([GA] Landdagreces 27 Oct. 1655).
Uit dit huwelijk:

   1. Teunis van Rensselaer, ged. Nijkerk 23-08-1657, overl. jong.
Vergel. het register van overlijden en begraven te Nijkerk (Inv. no. 1147): 25 Dec. 1660 “een kindt van Johan wan Renseler” en 7 Aug. 1664 “een kindt van Elysabet van Twiller” (NL kol. 203 (1949)).
   2. Hillegonda van Renseler, ged. Nijkerk 06-02-1659, overl. jong.
Vergel. het register van overlijden en begraven te Nijkerk (Inv. no. 1147): 25 Dec. 1660 “een kindt van Johan wan Renseler” en 7 Aug. 1664 “een kindt van Elysabet van Twiller” (NL kol. 203 (1949)).
   3. Richardus van Rensselaer, ged. Nijkerk 22-11-1660, overl. jong.
Vergel. het register van overlijden en begraven te Nijkerk (Inv. no. 1147): 25 Dec. 1660 “een kindt van Johan wan Renseler” en 7 Aug. 1664 “een kindt van Elysabet van Twiller” (NL kol. 203 (1949)).
   4. Nella Maria van Renselaer (volgt VIIy).
   5. Kiliaen van Rensselaer, 3e directeur Rensselaerwyck 1685-1687, overl. Watervliet (Nieuw Nederland) febr. 1687, tr. 1685 Anna van Rensselaer, geb. 1665, overl. 1715, dr. van Jeremias van Rensselaer, directeur Rensselaerswyck 1658, en Maria van Cortland, tijdelijk beheerder Rensselaerwyck samen met haar broer Stephanus na dood van haar man, na de komst van Nicolaes van Rensselaer penningmeester Rensselaerswyck. Zij hertr. William Nicoll.
– 1685: genaturaliseerd tot Engelsman.
– 10-6-1686: Nijkerk; Declaratie van costen geexamineert van Killiaen van Renselaer ende Nella Maria van Renseler, ter ene en tegen Richart van Blanckenhoeff, mede als volm van zijn zuster en broeders ([GA SIGN] inv. nr. 334, fol. 12).
– Zij hadden geen kinderen.

VIIy    Nella Maria van Renselaer, j.d. v. Nijkerk 1685, overl. v18-4-1729, otr. Nijkerk (eerste afkondiging) (met attest. vertr. n. Amsterdam 18-11-1685)/Amsterdam 17-11-1685 01-11-1685, tr. dec. 1685 Johan Peters de Swart, geb. Bremen, j.m. koopman te Amsterdam 1685, suikerbakker i/h huis ‘In die Stadt Solingen’ i/d Warmoesstraat te Amsterdam 1691, overl. tussen juli 1704 en 17-6-1710.
– 1681: Nella Maria van Rensselaer is mede-eigenaar v/e graf i/d kerk te Nijkerk ([NL] kol. 203 (1949): G.S.V. 22 Juni 1681 en 11 Juni 1686 (Nijkerk)).
– 4-3-1688: Zij wordt beleend met het goed Rensselaer ([NL] kol. 203 (1949): Protocol van testamenten enz. van Nijkerk 1733-1770 (Inv. no. 86O), blz. 151. Archief Gelderse Rekenkamer Inv. no. 1561, fol. 41vso. Zij bezwaarde als weduwe dit leen voor een schuld op 12 Sept. 1727 (bron a.v. fol. 256)).
– 16-12-1702: Zij wordt beleend met het Eltense leengoed half Klein Overhorst ([NL] kol. 203 (1949): Archief Gelderse Rekenkamer Inv. no. 1561, fol. 114, Vergel. fol. 47vso).
– 6-6-1710: Nijkerk; Nella Maria van Renselaer, wed. van Johan de Swart ter eenre, tegen Sijbert van Backenes ende Gerrit Meijnten, kermeesters in der tijt te Nijkerk, verw. ter andere sijde dat zij niet de aanlegers stoel in de kerck hebben mogen versetten. TGericht quade aenspraeck ([GA SIGN] inv. nr. 339, fol. 76vso).
– 12-10-1710: Op requeste van Geertruijt van Rijs, Sijbert van Backenes ende Gerrit Meijnten, beijde in qualiteijt als kerckmeesteren Jacob Henricksen van Noort en Paulus Jelissenals voornaamste geinteresseerdens bij gootlegginge door Nella Maria van Renselaer, wed. van Johan de Swart ende Andrea van Hennekeler, wed. van Jan Rengers gedaen, versoeckende dat twee heeren gecommitteert om voulaire inspectie van die voors. gootleggingete kennen ende alsdaer naer bevindinge van de saecke t´ordonneren. TGericht oculaire inspecie genomen hebbende over de goot, ordonneert Nella Maria van Rensseler, wed. van wijlen Johan de Swart ende Andrea van Hennekeler, wed. van Jan Rengers, zal. om haer respective gooten binnen 14 dagen zo te leggen dat het water zijn cours can ende mach nemen.. Scholt Derck Dibbets wordt gemachtigd op een en ander toe te zien. Nijkerck den 12 Junii 1710 ([GA SIGN] inv. nr. 334, fol. 125vso).
– 19-6-1714: Nijkerk; In saecke van Nella Maria van Renseler wed. van Jan de Swart ter ene, ende Aelt Otten Collert ende Wolterus van Rijs, kerkmeesters, verw. ter andere dat zij niet mocht en afslaan de laten van de stoel door de aanl. door uitgesmeten en sonder toestemming gebruikt door de vrouw van scholtis Dibbets, schade 400 gl. Gedaen een quade aenspraeck ([GA SIGN] inv. nr. 340, fol. 16vso).
– 19-6-1714: Nijkerk; TGericht gehoort d´aenspraeck van Nella Maria van Renseler, wed van Jan de Swart geassisteert als apud acta tegen Eijbert van Rouwenburch tegenwoordige eijgenaar van huis en hof ende schuur gecoft van Jan Meeuwen, om te horen verklaren dat het verw. niet zou hebben vrijgestaan om op 16 maart l.l. des aenleggers pranketsel op haer eijgen gront geset en met gewelt aen stucken geslagen en in de lente een regnton te dicht aan haar goot te laten setten. Gedaan een quade aenspraeck ([GA SIGN] inv. nr. 340, fol. 17).
– 5-6-1715: Nijkerk; Declaratie van Aelt Otten Collert ende Wouterus van Rijs, als kerkmeesters daertgen gedaene diminutie van Nella Maria van Renseler, wed. van Johan de Swart. TGericht stelt kosten op 20 gl. 4 st. ([GA SIGN] inv. nr. 340, fol. 74).
– 5-6-1715: Declaratie van Eijbert van Rouwenburch tegen diminutie van Nella Maria van Renseler, wed. van Johan de Swart. TGericht stelt kosten vast op 18 gl. 2 st. ([GA SIGN] inv. nr. 340, fol. 74).
– 18-5-1688: Nijkerk; Besaet en onbesaet van Jan Edelman tegen Jan de Swart noe ux. Nella Marija van Renselaer als erffgenamen van haer broeder Kiliaen van Renselaer om betaling te hebben van 18 gl 17 st. procederende van verteringe door Kliaen van Renselaer ten huijse van den arestant gedaen en van gehaelde wijn en bier. TGericht verstaet dat er een goed besaet is gedaen ([GA SIGN] inv. nr. 334, fol. 184).
– 13-5-1709: Barneveld; Jan de Swart als eigenaar voor de helft van erf en goed genaamd Cleijn Overhorst in ampt Barnevelt, kerspel Voorthuijsen tegen Reijer Jacobsen, verw., waermede de Welgeb. Vrouwe Anna Elisabeth van Deelen, douariere ende boedelhoudersche van den oock Welgeb. Heer Jacob Johan van Delen toe Laer, Lent ende Vanevelt ende de wed. ende boedelhoudster van Aert Everts sich sijn voegende off voor so veel nodich voor den selven intervenierende als in acte. TGericht rejecteert de geproponeerde exceptie en ordonneert partijen verder te procederen ([GA SIGN] inv. nr. 339, fol. 10).
– mei 1709: Barneveld; Jan de Swart als eigenaar van half Cleijn Overhorst tegen Reijer Jacobsen, etc. TGericht vindt zaak niet geschikt om te behandelen ([GA SIGN] inv. nr. 339, fol. 12).
– mei 1709: Barneveld; Jan de Swart tegen Wouter Gerritsen Noijen wordt wort in staet gehouden tot uijtdracht van de saecke tussen Jan de Swart en Reijer Jacobsen ([GA SIGN] inv. nr. 339, fol. 12vso).
Uit dit huwelijk:

   1. Johan Johans de Swart, ged. Nijkerk 12-09-1695.
   2. Nella Maria Johans de Swart, ged. Nijkerk 28-11-1696, otr. Brummen (Nijkerk 26-11-1732) 30-11-1732, tr. Hall 30-12-1732 Ernst van Domseler, ged. Barneveld 10-03-1675, wednr. van Lucia van Ommeren, zn. van Johan van Domseler/Dompseler, schout Barneveld 1661-1705, en Alberta van Ommeren, v. Barneveld 1661.
– 29-9-1706: Ernst van Dompseler, ontfanger van Barneveld, erfgenaem sijns vaders en moeders Johans en Elberta, beleent met leengoet, geheiten Pepersgoet, met 3 mergen lants ende allen anderen sijnen tobehoor, in Veluwen, in der buyrschap van Appel, in den kerspel van Vorthusen van alts gelegen.
– 6-6-1717: Ernst van Dompseler tugt sijn vrou Lucia van Ommeren haer leven lang en maekt het deilbaer onder sijne erfgenamen.
– 16-12-1735: Ernst van Dompseler en NelIa Maria de Swart, egteluyden, laten approberen haer lijftugt, 27 Oct. 1735 gepasseert ([Leen] nr. 41).
– 1708: Acte, waarbij Ernst van Dompseler en Lucia van Ommeren elkaar lijftochten in al hun goederen ([GA Terschuur] inv. nr. 42).
– n1732: Insinuatie van Nela Maria de Swart, weduwe van Ernst van Dompseler, tegn Arnold Wolffsen, nom. uxoris, als mede erfgenaam van Ernst van Dompseler ([GA Terschuur] inv. nr. 43).

VIu    Jfr. Engele van Twiller, v. Nijkerk, otr. Putten/Nijkerk 2/23-2-1662, tr. Putten 23-02-1662 Ds. Johannes Carolinus, geb. Barneveld 20-04-1635, student theologie Franeker 1654, predikant te Nijkerk 1658-1669, begr. Nijkerk 14-07-1669, zn. van Godefridus Carolus/Carolinus, predikant te Barneveld 1634-1645, later te Putten 1645-1665, later wnd. te Harderwijk 1665, en Geertruijt Hattemia.
Uit dit huwelijk:

   1. Geertruijdt Carolinus, ged. Nijkerk 11-06-1663.
   2. Nella Maria Carolinus, ged. Nijkerk 25-08-1664, j.d. v. Nijkerk 1689, otr. Nijkerk (eerste afkondiging) (met attest. vertr. n. Ermelo 21-4-1689) 07-04-1689 Dirck Dijck, j.m. v. Heerde 1689.
   3. Geertruijdt Carolinus, ged. Nijkerk 03-12-1665.
   4. Richard(us) Carolinus (volgt VIIz).

VIIz    Richard(us) Carolinus, ged. Nijkerk 09-12-1666, student theologie Universiteit Leiden 1690, predikant te Voorthuizen 1697, j.m. v. Voorthuizen 1698, begr. Voorthuizen 1708, otr. Harderwijk (attest. n. Voorthuizen) 23-10-1698, tr. Voorthuizen 13-11-1698 Aeltie Apeldoorn, geb. Harderwijk, j.d. v. Harderwijk 1698, overl. ald. 1718, dr. van Jan Francken Apeldoorn, schipper, wedn. v. Harderwijk 1680, en Gerretie Peters Parck, dr. v. Peter Rycksen Parck en Marie Hendricks Schalcker.
– 17-1-1680: Aen desen Wel. Ed. Hove van Gelderlant. Gebiedende Heeren, Vertoont seer reverentelyck Hermannus Duystermars, als Oom en Momber van Richardus Carolinus onmondige Soon van zall. Dn. Johannes Carolinus in leven Predikant tot Nykerck, dat den Supplt. van Richard van Nulde eenige erffgenaem van sijn zall. moeder Gerarda van Twiller en vervolgens Collator van de Vicarie genaemt Heer Abels Vicarie, by occasie van het avancement van Hermannus van Holthe tot het tweede Schoolmeesterschap, geobtineert heeft de collatie van de voorsz. vicarie voor den gemelten Richardus Carolinus, als uyt annexe beteyckende acte van collatie is te sien, welcken onmundigen Soon vermits niet alleenlyck effectivelyck in studiis word opgequeeckt verstant, memorie en yver boven sijne Condiscipulen, en tegenwoordig tegens yders opinie al in die derde Classe geavanceert, en daerom grootelycks dit beneficie meriterende is, als uyt annexe attestatie is te sien; soo versoeckt by Suppl. q.q. leer reverentelyck U Wel Ed. en W. brieven van institutie off investiture tot voorsz. Vicarie. Ende vermits Supplt. in ervaeringe is gekomen, dat wegens gemelten Hermannus van Holthe aen U Wel Ed. en W. Reqte. is gerpesenteert ten fine van continuatie in´t genot der voorsz. Vicarie, onder pretext als of het voorsz. avancement maer alleen soude sijn by provisie, soo word wegens Supplt. versocht, dat U Wel Ed. en W. daer op geen reguard believen te nemen; vermits Supplt. versekert is, dat den gemelten Hermannus van Holthe voor altoos in sijne bedieningen sal blyven continueren, en dat de woorden van provisie alleen pro forma daer by gevoegt sijn; Daer beneven indien het onvermoedelyck mogte gebeuren, dat gemelte Hermannus van Holthe in die bedieninge niet bleeff continueren in sulcken val presenteert Supplt. , q.q. de voorsz. Vicarie weder aen denselvenin te ruymen; en vertrouwt de Supplt dat U wel Wel Ed en W. billyck en redely sullen oordelen, dat terwyl Hermannus van Holthe is in de provisie van het schoolmeester Ampt, desen onmundigen Soon oock gepiets de provisie der voorz. Vicarie; te meer omdat deselve aen hem wel bestadet sal sijn, en dat hy van s´Moeders zyde oock is verwant aen de Familie der Twillers, uyt welcke recht van collatie is spruytende. Dit doende; etc.
In margine stont geapostilleert: ´t Hof accordeert Richart Carolinus, dat hy naer exspiratie vant Jaer 1680. van het genot van d´ aengetogene Vicarie sal jouisseren, in vail den voorigen Vicaris Hermanus van Holthe, alsdan continueert in de bedieninge van het Schoolmeesters Ampt. Actum t´ Arnhem den 17 January 1680. Geteeckent: O.Engelen, etc. etc. ([Schrassert] pag. 551).
– 9-7-1693: Van Leijden Richard Carolinus, student, bij Duijsterman (zijn oom) in de Brugstraat (Lidmatenboek Harderwijk).
– -4-2-1711: Aeltje van Apeldoorn, wed. Carolinus ([REC] inv. nr. 151, fol. 3).
– 4-2-1711: Johannes Carolinus mede namens zijn broeder Carel Carolinus, en Geertruyd Carolinus, als gem. van haar man Haico Beckering, Aeltje van Apeldoorn, wed. Carolinus, Gothofredus Duystermarsch, Dirck Dyck, nom. Ux. neffens Anthony van Soeren, nom. ux. Geertruyd Carolinus, samen mede erfgenamen van wijlen Catharina Carolinus in leven huisvrouw van Gerrit Click, machtigen Jan Dyck om het erfhuis van voors. Catharina Carolinus te verborgen ([REC] inv. nr. 151, fol. 3).
– 8-8-1711: Carolus Carolinus, pred. in t Herenveen, Geertruyd Carolinus, huisvrouw van Haico Beckeringh, Aeltje Apeldoorn, wed. Carolinus, Dirck Dyck, Anthony van Suyren, erfgenamen van wijlen Catharina Carolinus in leven, huisvrouw van Gerrit Klick machtigen de heer Johannes Carolinus, pred. op het Hoge Sant om de obligaties uit de boedel van Catharina Carolinus te verkopen ([REC] inv. nr. 151, fol. 10).
– 19-9-1714: Aeltje Apeldorn, wed. van Ds. Richarden Carolinus in leven pred. tot Voorthuysen bekent dat zij wegens haar portie in de nalatenschap van Ryckje Parck met deszelfs weduwnaar de heer Joan Luyten een contract had gesloten tot afkoop van haar portie 210 gl. ([REC] inv. nr. 151, fol. 45).
– 2-10-1708: Aeltje Jans, wed. Do. Carolinus in leven pastoor tot Voorthuysen, geass. met Godefrid Duystermersch (theol. cand.), haar gekoren momber, draagt een huis op de Smeepoorterbrinck voor 250 gl. op aan Reynt Aartsen Coning en Gijsbertje Jans van Roermunde, echtelieden (Recognitieboeken Harderwijk, nr. 151, 1711-1733, fol. 287vso).
Uit dit huwelijk:

   1. Johannes Carolinus, ged. Voorthuizen 01-01-1700.
   2. Gerhardus Carolinus, ged. Voorthuizen 19-06-1701.

Vv    Gysbert Wolters van Twiller, overl. v11-3-1639, otr. Nijkerk (attest. naar Harderwijk) 18-08-1605, tr. kerk Harderwijk 03-09-1605 Aeltgen Gerlofs Voets, overl. v4-5-1642, dr. van Gerrit Voeth en Alyd Voeth.
– mei 1606: Alijt Voeth, wed. van Gerrit Voeth met Albert Voeth haar zoon en Gisbert van Twiller met joffr. Aeltje Voeths, zijn huisvrouw, en joffr. Meghtelt en Truyda Voeths belangende de goederen van hun zal. vader Gerrit Voeth, gaan een boedelscheiding aan met juffr. Alydt Voeths hun moeder ([REC] inv. nr. 141, fol. 546-547vso).
– 1615: Acte van huwelijksvoorwaarden tussen Gijsbert van Twiller en Aeltgen Voet ([GA Terschuur] inv. nr. 67).
– 20-12-1620: Gijsbert van Twiller c.s. contra Henrick Vlieck nom. ux. Aertgen Dercksdr., Vrouwen hofhorig goed Cleyn Norden in ambt Putten, buurschap Norden ([GA HOF] inv. nr. 5080, proces 1620/22).

– 3-6-1622: Gijsbert van Twyler bij opdragt Kils ten Hoeff beleent met het erff ende goet, genoemt den Cleynen Hoeff met allen sijnen in- ende tobehorenden gerechticheyden, so van maelschappen als anders, in Veluwen, in den ampte van Putten gelegen over den Harderwijckerweg, noortwert naest de Nordersteeg, westwert Henrick Vlieck met het Vorstebroeck in Putterbroeck, oostwert Arnt Wolters erfgenamen, westwert Arnt Morren, suydwert die Broecksteeg; noch een sichtganck op Ermelervelt, tsamen groot omtrent thien cleyn molder gcseys; daerbeneven den geheelen thiend, groff ende smal, uut sijn alinge erff ende goet ten Hoeff, als ´t Kil van sijnen vader is angeerft, gelijck hij ´t tegenwoordig besit; ende heeft ten Hoeff sijn erff onde goet, genoemt den groten Hoeff, ´t welck hij behelt, voor
evictie ofte inwinninge van ´t opgedragen goet ende thiend an Gijsbert van Twyler te waar gestelt ([Leen] nr. 27).
– 3-1-1623: Idem hij opdragt Kils voorn, beleent met 31 molder roggen ´sjaers erflicker renten, te weten 30 uut den hoff to Putten ende l uut Kempengoet, in denselven hoff gehorende, met dat erff ende goet, genoomt den groten Hoeff met al sijn in- ende tobehorende gerechticheit van bosch, hroeck, hey ende wey, gelijck het van olts in sijn begrotinge ende bepalinge gelegen is in den lande van Velu wen, in den kerspel van Putten, 3 Jan. 1623 ([Leen] inv. nr. 27).
– 8-9-1635: Gijsbert van Twiller contra Henrick Woutersz., Verpachting; betalingsusance. Groot Gerwerdingen te Putten ([GA PRO] inv. nr. 5149, proces 1635/58).
– 11-3-1639: Luxhoel Neoclesiae in Wullenhoo. 11 Martij Solutum laudemium Gysbert van Twiller ratione partis de bono Luxhoel per filium Wolter mit 5 looth silver .\. 6.5.0 (STAMA 441 (1639)).
– 2-5-1639: Aeltgen Voets, huysfrouw van za. Gijsbert van Twiller, beleend (de Cleynen Hoef en 31 morgen). Hulder haar zoon Wolter van Twiller ([Leen] nr. 27).
– 15-4-1639: Gerwerdingen to Huinen. 15 April Pro cormeda Aeltgen Voets R/ Gisbert van Twiller Neoclesiae ratione boni Gerwerdingen solvit filia Bernarda (Gerharda?) 60 Kar. gld. pro culina 2-10-0 ([STAMA 441] (1639)).
– 1642, 1643, 1644: Vier acten van magescheid tussen de erfgenamen van Alidt Voet, weduwe van Giesbert van Twiller, over haar nalatenschap ([GA Terschuur] inv. nr. 68).
– 4-5-1642: Bonum Gerwerdingen in Huinen. 4 Maij obijt Neoclesiae Relicta Gysbert van Twiller Aeltgen Voeth besitterse in haer leven van het goett Gerwerdingen cormeda per filiam Gerhardam van Twiller redempta est met 60 Kar. gld. pro familia 2-10-0 ten overstaen van Melis van Twiller et Mauritz van Arler ([STAMA 441] (1642)).

– 27-9-1644: Rhynmaete ex Luxhoell. 27 Septembris solutum laudemium R/ (Relicta) Gisbert van Twiller scilicet: Aeltgen Voeths per filiam Bernardam van Twiller wegen der Rhynmate ex bono Luxhoel met 5 looth silver .\. 6-5-0 ([STAMA 441] (1644)).
– 1648: Inventaris van de nalatenschap van Gijsbert van Twiller en Aartje Voet en een acte van magescheid tussen Gerharda en Aleyda van Twiller ([GA Terschuur] inv. nr. 69).
– 9-10-1651: Rynmaethe. Octobris 9 solvit Gerharda van Twiller pro se et nepte filia Lysbeth Scholten et Wolter van Twiller zahliger als erffgenaemen haerer moeder Aeltgen Voets Neoclesiae het versterff van Aeltgen voorschreven overleden in het iaer 1643 ongeveer wegens de Rynmaethe ex Luxhoel 5 looth silvers ad 30 stb. het stck ([STAMA 441] (1651)).

Uit dit huwelijk:

   1. Wolter van Twiller (volgt VIv).
   2. Aleyda van Twiller, ged. Nijkerk 07-09-1609.
   3. Gerrit Gysberts van Twiller, ged. Nijkerk 28-04-1611.
   4. Jfr. Gerarda van Twiller (volgt VIw).

VIv    Wolter van Twiller, ged. Nijkerk 01-01-1607, overl. v1679, otr. Nijkerk (eerste oproeping) 05-03-1642 Lisbet Henricks van Arler, ged. Putten 24-11-1602, dr. van Hendrik van Arler de Jonge, scholt van Putten 1602-1606, wnd. Bollengoed, lijftucht zijn vrouw 1603, en Truye van Ommeren.
– 2-10-1670: Huwelijkse voorwaarden tussen Wouter van Twiller en Lijsbeth van Arler (en eerdere huwelijksvoorwaarden tussen Henrick van Nuld en Gerarda van Twiller. Wulfert van Hennckelaer en Rijckert van Twiller zijn huwelijkslieden van Henrick van Nuld a.s. bruidegom, Amelis van Twiller en Gerrit Aeltsen, burgemeester van Elburg zijn huwelijkslieden namens Gijsbert van Twiller en zijn vrouw Aeltje Voets voor hun dochter Gerarda van Twiller aanstaande bruid. Het betreft:
I:
1) erf en goed gelegen te Hierden genaamd Grevenhof thans (1632) gebruikt door pachter Reijer Cornelissen [later genoemd Overkamp in de vrijheid van Harderwijck, welverstaande dat de landen van Heijman Broeck hier niet onder begrepen zijn]
2) twee erfelijke thienshoenderen uit een goed te Hulshorst thans (1632) behorende aan moeije Jan
3) stuk land genaamd Heltjens Camp [later genoemd Heijltjenscamp]
4) het achtste part van twee stukken land mede in de vrijheid van Harderwijk gelegen (gemeen met haar oom Aelbert Voeth en hare moeije]
II:
de grote en de kleine hoef leenroerig aan de “Lantvorstelijcke hoofheijt des vorstendoms Gelder en de Graafschaps Sutphen, gelegen in den ampte van Putten”
III:
bezit “leenroerigh aan den huijse Oijen gelegen in den ampte van Putten” ([AE] Transportregisters in het oud rechterlijk archief Amersfoort, nr. 436-27).
– 10-9-1679: De geregte helffte van den Smallen tient in den Ampt Putten en Nijkerk gelegen, in Dijremen, Hell, Holck en Sligtenhorst etc., waar aan d´Erffgen: van Zalr: Johan Willemsen een vierde part en de Erffgen: van Zalr. Burgemr Nijvelt, sampt Elisabeth van Arler wed: Twijllers voor het ander part aangecoft sijn met allen aankleven regt en geregtigheijt van dien, neffens een mergen Mehenlandt in Putten aan de Blijnde Steegh geleegen, toebehorende Arent van Corler en Jannichien Peters Eluijden.
Ao 1679 Den 10. Sept: beswaart met twee hondert gul: ten behoeve van Jacob van Westervelt en sijnen Erven, Geregistr: den 12 sept: 1679 ([GA PROT] inv. nr. 160, Putten 1675-1733, Diermen, fol. 9 2de maal).
Uit dit huwelijk:

   1. Aeltien Voets Wouter van Twillersdr (volgt VIIaa).

VIIaa    Aeltien Voets Wouter van Twillersdr, ged. Nijkerk 05-03-1642, otr. (1) ald. 1666 Assuerus Tulleken, overl. v16-3-1715, zn. van Rutger Tulleken en Francoise de Leeuw, otr. (2) 1668 Dr. Johan van Cockengen, schepen, burgemeester Bommel, dijkgraaf v/d Bommelerwaard, overl. v16-4-1708.
– 7-10-1669: Aleyda van Twiller, getrout aen dr. Johan Cockengen, subst.
momber, beleent (de Cleijnen Hoef en 31 morgen) om te hebben qualificatie ad agendum ([Leen] nr. 27).
– 15-3-1671: Gerarda van Twiller genoemt Heeck 3), geassisteert met haer soon Ryckelt van Nulde, ende dr. Johan Cockengen nomine uxoris Aleida van Twiller laeten haer maechgescheit, den 15 Martii 1671 binnen Arnhem opgericht, approberen ende is Aleyda van Twiller door haer man, dr. Cockengen, als haeren hulder met dese twee leenen beleent ([Leen] nr. 27).
– 13-8-1684: Half huijs, hof staende in de Veenestraet daer van de wederhelfte toebhoort Rijckert van Nulde neffens nog den Moelencamp en 2 mergen lants te Neckevelde en 1 mergen tot Arck, toebehoorende dr. Johan van Cockengen verpandt ten behoeve van dr: Abraham Wilbrenninck met 2 duijsent gln: capitaal. Geregistreert den 13e Aug: 1684. (doorgestreept)

De verpandinge is afgedaen den 6. Julij 1684 (Gelders Archief, 0008 Staten van het Kwartier van Veluwen en hun Gedeputeerden, Protocollen van bezwaar, nr. 877 Nijkerk 1675-1733, fol. 39v).
– 1-12-1685: Volgens zegel en brief in dato den 1e Decemb: 1685 heeft Lodewijk Lommersen al sijn goederen in Nijkerk geleegen tot waerschap en onderpand gestelt van seecker goed Huddinck genaemt in Ampt van Putten tot Huijnen geleegen, dat hij verpandschapt heeft aen de vrouwe Geertruij van Deelen douagere van wijlen Heer Herman van Deelen voor een somma van sestienhondert gln: te verrenten tegens 6 pct: vrijgeld sonder eenige cortonge mits dat Huddings goed vrij en onbeswaert moet sijn. Reg: ten prothocolle den 7. Decemb: 1685.

Dit voors: huijs en hof ten onderpand gestelt van alle edictie en namaninge van seecker stuc klant met sijn holtgewas in de Ampte Putten so L Lommersen vercoft heeft aen Reijer Reijersen. Reg: ten prothocolle den 6. Janurr: 1687.
Bovenstaende half huijs, hof in de Veenestraete, daer van de wederhelfte Aert van Wilshuijsen toebehoort, toecomende dr: Johan van Cockingen neffens alle andere landerijen in den Ampte Nijkerk geleegen daer aen gepeijndt ter instantie van Hermen Dijk..ter, als volmr: van den WelGeb: Heer Jacob van Beijnum tot den Appelenburgh, heer van Tuijl en Naza. voor een restant van 22000 gl: ad 8163-:- cum interesse salvo calculo op den 22. Janrii: 1697. Reg: ten prothocolle den 25e dito. (doorgestreept)
Den 22e: Martii 1698 deese peijndinge opgeheeven volgens de hand van de heer Beijnem heer van Tuijl. Ten prothocol gerojeert 1698, den 26e Meij (Gelders Archief, 0008 Staten van het Kwartier van Veluwen en hun Gedeputeerden, Protocollen van bezwaar, nr. 877 Nijkerk 1675-1733, fol. 39v).
– 22-9-1688: Johan Cockengen, schepen der stadt Bommel on dijckgreef van Bommelerweert, en Aleida van Twiller laeten haer besloten dispositie approberen ([Leen] nr. 27).
– 7-12-1696: Twee Erffen gent: de Groote en den Kleijnen Hoff daar pagters van sijn van den grooten Jan Gerritsen ende van den kleijnen hoff Gerrit Jurriens, beide toebehorende Dor: Cochingen, Burgem tot Bommel en Joffer Aleijda van Twijler, EchteLuijden.

Ao. 1696 Den 7 Decemb: beswaart met nog mer andere goederen onder Putten met de som: van vier duijsent tweehondert guld: Capl: met den verlopen interest sedert den 1 Octob: 1690., ten behoeve van dHeer Henrik van Middagten, Heer van Schoonderbeek en Rigter int Oldebroek. geregistr: den 21 Janw: 1697 (laatste 2 alineas doorgestreept)
Dit post geroijeert op den 1 Septemb: 1700 alsoo mij vertont is de Eigenhandt van Jor: Middagten dat hij voldaan was en daarom Geroijeert (Algemene Toegang 0008; Ged. Staten van Veluwe nr. 160, Putten 1675-1733, Norden, fol. 2).
– 7-12-1697: Seekere erffen en goederen onder Putten eerstelijk het erff Den Groten Hoff, daar pagter op is Jan Gerritsen, idem Den Kleinen Hoff pagter Gerrit Juriens, een vierde van een erff gen[aam]t Motsengoet pagter Aelt Aelsen, een Erff den Huddink off 6 parten daar van pagter Wouter Hendriksen en nog een erff gen[aam]t Boeien pagter Jan Geuritsen, toebehorende Dr. Joh. Cockengen Burgerm[eeste]r te Bommel en Joffer Alijda van Twijler Echteluijden.
Ao. 1697 den sevenden decemb. beswaert bij form van peindonge ten behoeve van de welgebbr. Heer Jon. Henrik van Middagten, Heer tot Schoonderbeek richter in´t Oldebroek met vijer duijsent twee hondert gl. Capitaal neffens den verlopen intres sedert den eersten October 1690. Geregistr. den 21 1697.
Dit bovenstaande post geroieert alsoo mij vertoont is de eigen handt Jr. Henrik van Middagten dat mij ordonneert ´t selve te roieren actum den 1 september 1700 (Algemene Toegang 0008; Ged. Staten van Veluwe nr. 160, Putten 1675-1733, fol. 22v).
– 7-12-1696: Een vierde part van een Erff gen[aam]t Motsengoet daar pagter van is Aelt Aeltsen en vijff seste parten van een Erff gan[aam]t den Huddink daar pagter van is Wolter Hendriksen, toebehorende Dr. Jan Cockengen, Burgermr: tot Bommel en Joffer Alyda van Twijler Egteluijden.
Ao. 1696 den 7 decemb: beswaart bij form van peindinge en neffens meer andere goederen met vier duijsent twee hondert guld: neffens den verlopen interes sedert den 1 October 1690, ten behoeff van Henrik van Middagten, Heer van Schoonderbeek gereg[isteer]t den 21 jan: 1697 (doorgestreept)
Dit post geroijeert dewijl mij vertoont is de eijgen handt van Middagten op den 1 Septemb: 1700 (Algemene Toegang 0008; Ged. Staten van Veluwe nr. 160, Putten 1675-1733, Huinen, fol. 4).
– 25-1-1697: Een Erff gen[aam]t den groten hoff en een Erf den kleijnen hoff een vierde part van een Erff Modtsengoet, vijff sesde parten van t goet den Huddink en een Erff gen[aam]t gen[aam]t Boeijen alles toebehorende Dr. Johan Kockingen en sijn huijsvrouw Aleijda van Twiler Egteluijden.
Ao. 1697 den 25 januarii sijn des bovenstaande goederen beswaart bij form van peindinge uit Cragt van authorisatie van den heer Lantdrost van Veluwen met een restant van twee en twintig duijsent gl: ad agt duijsent een hondert drie en sestigh gln: ten behoeve van J[onke]r Jacob van Appelenburgh segge ten behoeff van den heer Jacob van Beinem tot den Appelenburgh, heer van Thuijl en Nasaret etc. gereg[reer]t den 13 10br: 1697 (doorgestreept)
Dit post geroijeert op den 19 Julii 1701. Also mij vertoont is een copie van dEijgen handt van de heer Beinem, dat de schult voldaan op den 22 maart 1698 (Algemene Toegang 0008; Ged. Staten van Veluwe nr. 160, Putten 1675-1733, Huinen, fol. 4).
– 19-3-1698: Drij mergen toebaxland, gnt: de Moelencamp derdehalf mergen tot Neckevelt noch twee mergen meede aldaer geleegen noch twee mergen achter de Bontepoort noch anderhalf mergen tot Arck, noch een mergen tot Neckevelt en twee mergen . den Harderbergersteegh, samen toebehoorende de heer Johan Kockingen ende juff Aleijde van Twijler, echteluijden.
Ao. 1698, den 19. Meert in pandschap uijtgedaen voor den tijd van drij jaeren voor een somma van vier duijsent gl: a vijf percent ten behoeve van Andreas Ardesch, scholtis, tot Nijkerken ende Geertruijdt Wackers, echteluijden. Reg: den 27. Meij 1698 (Gelders Archief, 0008 Staten van het Kwartier van Veluwen en hun Gedeputeerden, Protocollen van bezwaar, nr. 877 Nijkerk 1675-1733, fol. 40).
– 11-2-1701: Aleida van Twiller, erfgenaem haers moeders Elisabeth van Arler, wed. Twiller, na afgemaekt versuim beleent met de twe laetste parcelen. Hulder Johan van Cockengen, haer man beleent met leengoed bestaande uit huis a/d Vetkamp, aandeel aan ´Vleenenck/Vlijmgoed´, ´het Buytenland´, ´de Hulsekamp´, ´half Cluytengoed´ Nijkerken halve deling hout in het Putterbos ([Leen] nr. 25a).

– 16-4-1708: Adriaen Cockengen laet de bovenstaende dispositie openen, 13 Oct. 1702 ([Leen] nr. 27).
– 16-4-1708: Alida van Twiller na afgemaekt versuim en afsterven haers hulders Johan van Cockengen, haer man, doot eed verniwen ([Leen] nr. 27).
– 28-1-1707: De Groote en Kleijne Hoeff in Norden gelegen, item het Erff Boijen in de Buurschap Hell gelegen, Enck Erff den Hinderink en Moetzengoet in de Buijrschap Huijnen, alsmede aan een halve hoeve holts gent: Sprielderbos en een halve hoeff in t Putterbosch, toebehorende Aleijda van Twijler, wed. van wijlen d Hr: Johan Cockengen.
Ao. 1707. Den 28. Janu: beswaart off geaffecteert bij form van peindingh met de somma van vier duijsent glns:, met de verlopen interesse van dien ten behoeve van d Heer Henrik van Middagten tot Schoonderbeek luijt obligatie; als mede nog beswaart door Aert Evertsen van Wenckum met een somma van ses duijsent gln: met d verlopen interesse van dien.
(Algemene Toegang 0008; Ged. Staten van Veluwe nr. 160, Putten 1675-1733, Norden fol. 3).
– 16-4-1708: Een regt aghte part van een smalle tijent onder Putten en Nijkerk waar van de Coper den Ontvanger Deelen voor seven agtste parten geregtigt is, toebehorende vrou Aleida van Twiller.
Ao. 1708 den 16 April door Do[cto]r Adriaen van Cockingen als volm[achtige]r van sijn vrouwen moeder voors. Vercoft en opgedragen ten behoeff van de heer Ontfanger Generaal Albert van Deelen voor de som[me] van 200 gl. en de pen. betaalt. registr. den 23 April 1708 (Algemene Toegang 0008; Ged. Staten van Veluwe nr. 160, Putten 1675-1733, fol. 30v).
– 16-4-1708: Ao.1708 Den 16 April hebben dHeer van Vrieswijk en sijn Edele huijsfrou en Aert Evertsen van Winkop en sijn huijsfrou in volkomen verwin bekomen van Aleida van Twiler wed. van wijlen Dr. Johan van Cockingen en desselfs kinderen, dese naolgende goederen te weeten den kleijne en grote hoeve sijnde twee Erven, het regt off vijff sesteparten van t´Erff ´den Huddink´, en part in ´Motsengoet´ en t´erff ´Kleijn Boeien´ in de buirschap Hell geleegen, een halve deijlonge holts in t Putterbos, en een derde part van een hoeve holts in de Spreijlder bos, alsamen in den Ampte van Putten gelegen en dit alles met sijn holtgewassen en ap en dependentie daar toe gehorende niet van allen uijtgesondert, op dese conditien en beding de jaaren van redemptie in plaats van ses jaaren aght jaaren sullen sijn ein deselve goederen, konnen en mogen ingelost worden en voorts dat deselve door de wed: Cochingen en hare kinderen eenige perseelen goets sullen mogen verkopen publijk off in t openbaar te verkoopen: edog voor geen minder somm:, als dat daar mede affgelost kan worden een van die Capiatalen van 4000 off 6000 gln: met den interes en kosten van dien en is door dheer Albert van Deelen in desen verwalter Lantdrost van Veluwen dese verwinbrieff neffens gerigtsluijden beteikent en met sijn Edele pitsier bekragtigt datum als boven. registr: den 26 April 1708. Op den 25 April 1708 heeft de heer (vervolg op folio 5) Henrik van Middagten, heer van Vrieswijk als getrout aan Mevrouw van Middachten mij onders: toegesonden een brieff van sijn hoogEdele handt als dat sijn Edele en sijn hogEdele huijsfrou aan Aert Evertsen van Winckop cederen en overgeven haar Ed regt t geen sij hebben tot dit voorstaande verwin en bekennen geen regt daar meer aan te hebben nog te beholden, maar dat voors: Wickop nu volkomen toebehoort en sijn believen daar mede konnen doen; datum als boven. Geregistr: den 26. April 1708
Vide van dit verwin in Cessie fol 6 seq. ([GA PROT] inv. nr. 160, Putten 1675-1733, Huinen, fol. 4vso, 5).
– 12-6-1709: Alsoo deser werelt is komen te overlijden Aert Evertsen van Wenckum nalatende tot sijn wed. en boedelhouderse Elisabeth Collers en tot sijn kynderen ende erffgenamen Anna, Jacoba, Wijgmoet van Wenckum bij hem overleedene verwekt aan voors Elisabeth Collers, sijnde de voorlynder verwekt aan Grietjen Johannissen, haar vaders nalatenschap beweesen en overgelaten volgens opgerigt en geteikende magescheijt in dat den 6. April 1709 en dewijl de voors. Wedue en voors. Drij kynderen niet gelegen komt langer in gemeenschap des boedels te blijven sitten neen maar genegen sijn met den anderen te treeden tot finale schiffinge scheijdonge en delonge des boedels nadat den opgestelden en overgeleverden inventaris bij de respective erffgenamen wel rijpelijk was geëxamineert en geapprobeert in manieren als volgt

En wordt de voors. Voorkijnder met namen Anna, Jacoba en Wijgmoet Wenckum sijnde in desen geassisteert met den Hoog en Welgebooren heer Albert van Deelen heer van Oudenaller en Mouwerik etc, etc. als haren gecoren momber in desen, in voldoeninge van haar vaders nalatenschap bij desen toegedeelt acktien van verwin ter som. van tien duijsent capitaal tot laste van d´heer Johan Cockingen en sullen de renten bij voors. weduwe genoten tot ter tijd toe de voors. Kynder off een derselven buiten haar moeder sullen komen te behelpen en sal sij wed. tot die tijd toe geven kost en drank en kledinge en redinge na behoren waar mede sij wed. en voors. Kynder met assistentie als voren nu en ten eeuwigen daegen sullen en blijven geschifft gescheiden en gedeelt, sonder ietwes te reserveeren, tot naerkominge deses verbinden wij onders. Onse personen en goederen deselve submitteerende den WelEd. Hoeven van gelderland, en voorts alle andere heeren hoven en gerigten ten waeren oirconde in Nijkerk den 12 junij 1709 en was geteikent Elisabeth Collers, Anna van Wenckum, Jacoba van Wenckum, Wijgmoet van Wenckum, Anthonij van Goudoever en Albert van Deelen (Algemene Toegang 0008; Ged. Staten van Veluwe nr. 160, Putten 1675-1733, fol. 32vso, 33).
– 1-9-1709: Een vierde part van een Erff en goet genaamt ´Mossengoet´ daar van de andere drie vierde parten de wed: Cockingen en den huijsman die daar op woont toebehoren en dan nog anderhalve hoeve holts ofte deijlonge in de Putterbos en nog een halve hoeve holts in de Sprijelderbos waar van Jan Burgert Wolffsen de wederhelfte toebehoort, alsamen toebehorende Joffer Geertruijt Schrassert en haar samentlijke kijnderen.
Ao 1709 den 1 Septemb: beswaart bij form van pantschap voor den tijdt van een jaar met 600 gl: ad 6 p cte: dog soo d´intres betaalt wort op den verschijnsdag sal dan met vijff per cent volstaan; Edog van alles vrijgelt sonder eenige kortinge wat het soude mogen sijn, en in cas van oorlog off brandt dat godt Almagtig lang verhoede dat de pandtgoederen, geen pagt penn opbrnegen soo sal pandholder, het Capitaal en intres op pandoenders resteerende goederen verhalen en dit alles ten behoeff van Willem Ceeleman van Westervelt tot Harderwijk. Registr: den 16 7r: 1709.
En jaars bij aflos op te seggen dat bij Enkelde gln: penn: affgelost moet worden . registr: den 16 7br: 1709 (doorgestreept). Geroijeert den 4 Aug: 1710 ([GA PROT] inv. nr. 160, Putten 1675-1733, Huinen, fol. 5).
– 12-11-1710: Een vijffde part van seker Erff en goet genaamt ´den Kleijnen Huddink´ met alle saaijlanden, holtgewassen, plaggevelden zampt regt en geregtigheijt daar toe gehorende, gelegen onder den Ampte van Putten buyrschap Huijnen, daar van dwed: van Cockengen d andere vier vijfde parten toebehoren en nu bij de coperse in verwin beseten wordende, toestendig Gerritjen Jansen, wed: zallr Wouter Hendrixen.
Ao. 1710 den 12 November opgedragen en getransporteert aan en ten behoeve van Elisabeth Collers wed: van Aert Evertsen van Wenkum voor een s[omm]e van agt hondert en tien glden: waar van transportante bekent voldaan te sijn met 510 gl: aan gelt en een vestenisbrieff van 300 gl: soo in vercofte goet gevestigt staat ten profijte der diaconie van Putten, die Coperse met den 10 April 1710 tot haaren laste neemt, alles brederen inholt der origineele opdragt bij den scholtis Huijbers in name van dtransportanten beneffens Dries Killen van Diermen en Melis Aertsen van Broekhuijsen betekent en bezegelt quo relatio. Geregistr: den 23 Meert 1715 ([GA PROT] inv. nr. 160, Putten 1675-1733, Huinen fol. 6vso).
– 12-3-1715: 1715 Den 12 Meert heeft Elisabeth Collers wed. van Aert Evers van Wenkum geass[isteer]t met derselve schoonsoon Henr: Snoek in desen versogte momber bekent voor haar en haaren Erven van dCapitalen in den verwinsbrieff hier voor fol 4 verso in t´brede vermelt met alle verlopen interes en gedaan verschot sig samen monteerende dertien duijsent glns: 18 st: 8 penn: uijt handen van Mevrouw Aleida van Twiler, wed. van wijlen dHr Assuerus Tulleken in leven Raadt en Schepen der Stadt sHartogenbosch ten vollen betaalt te sijn derhalven t regt in desen gemelt ten eenemaal ontregtigt en ontgoedet wesende; gevende daarom t selve regt met alle aankleven van dien bij desen weder volkomentlijk over aan voorn: wed: Tulleken, ten eijnde om haar schoonste daar mede te doen, soo en in sulken voegen als haar Weled: sal oordeelen te behooren, en verits geen zegel gebruijk te dese getekent, en voorts versogt en gebeeden haar voorn: schoonzoon om dese acte van cessie harent wegen t willen betekenen en bezegelen en tot meerder stedigheijt versogt en gebeeden dHeer Hend: van Middagten, heer van Vrieswijk en Geurt van Thilen, scholtis van Nijkerk om silx mede als geerffden in Veluwen en mede voor soo veel nodigh als Leenmannen van Vrouw d´Abdisse van Elten vermits manquement van Leenmannen des furstendoms t´willen betekenen en bezegelen t´welk sij des versogt alsoo hebben gedaan, dit alles vermogens vertoonde origineele acte quo relatio. Geregistr: den 16 Meert 1715 ([GA PROT] inv. nr. 160, Putten 1675-1733, Huinen, fol. 6).
– 16-3-1715: Alyda van Twiller, wed. Assuerus Tulleken, laet approberen de cessie van het verwin, ten landregten gedaen den 20 April 1708, 12 Maert 1715 door Elisabet Colers, wed. Aert Evertse van Wencum, aen haer gedaen ([Leen] nr. 27).
– 30-6-1716: Alida van Twiller, wed. Assuerus Tulleken, uit kragt van verwin beleent, Hulder Johan Christoffel Tulioken (Leen] nr. 27).
– 12-6-1717: Rutger en Bverhard Tulleken, mitsgaders Frederik Schortes, in
huwelijk hebbende gehad Margareta Alyda Tulleken, erfgenamen haers moeders en schoonmoeders Alyda van Twiller, beleent ([Leen] nr. 27).
– 29-10-1727: Frederik Hendrik Schortes laet approberen de scheidinge van 14 Dec. 1718 tussen de kinderen en erfgenamen van Alida Twiller, weduwe en boedelhouderse van Assuerus Tulleken opgerigt, waerbij hem dese twe lenen sijn toegedeelt, 29 Oct. 1720. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 25a par. 1 ([Leen] nr. 27).
Uit het tweede huwelijk:

   1. Adriaan van Cockengen, geb. Dordrecht 30-07-1672.
Eerste blad    Vorig blad Blad 3 van 4 bladen Volgend blad    Laatste blad

 -0-

Copyright ©OGR

Laatst bijgewerkt op: 6-4-2014.

Plaats een reactie